vertaling / woordenboek Lingala - Nederlands
bazenge
bazenge,
werkwoordsvorm
- infinitief : kozenga
- tijd : (ezalisi) OTT - onvoltooid tegenwoordige tijd (ik werk, ik dans,...) of VTT - voltooid tegenwoordige tijd (ik heb gewerkt, ik heb gedanst,...) (-i)
- persoon : derde persoon meervoud (zij/ze/men)
kozenga,
regelmatige constructie (stam : zeng) (klasse 15 : ko- (werkwoorden))
snijden
meervoud van "mozéngé"
mozéngé,
mv. bazenge (klasse 1/2 : mo- (mu-) / ba- (personen))
weduwnaar, weduwe
andere woorden met de tag 'familie' : mobóti,
bokilo,
bolóngani,
bondeko,
bonyangó,
bosángó,
mozéngé,
ebóto,
etike,
nkulútu,
léki,
libála,
libota,
lipása,
mama,
litshombé,
mwana,
ndeko,
nókó,
papá,
semeki,
tata,
yayá,
kóko,
nkóko,
moana,
muana,
mobokoli,
ya,
nsimba,
nzuzi,
kulútu,
kolonga,
litsombé,
mama-leki,
tata-leki,
tata-koko,
mama-kulutu,
mama-koko