vertaling / woordenboek Lingala - Nederlands
okosoka
okosoka,
werkwoordsvorm
- infinitief : kosoka
- tijd : (ekoya, ndaka) toekomst (ik zal werken, jij zal dansen,...)
- persoon : tweede persoon enkelvoud (jij/je)
kosoka,
regelmatige constructie (stam : sok) (klasse 15 : ko- (werkwoorden))
voorstellen