vertaling / woordenboek Lingala - Nederlands
kola
kola,
werkwoordsvorm
- infinitief : kokóla
- tijd : (etinda) gebiedende wijs (loop ! laten we gaan ! luister ! ...)
- persoon : tweede persoon enkelvoud (jij/je)
kokóla,
regelmatige constructie (stam : kol) (klasse 15 : ko- (werkwoorden))
groeien, opgroeien
verhogen
rijpen, volwassen worden
kokólisa
opvoeden
kokólola
scheren (gezicht, hoofd)
schrapen
mba