vertaling / woordenboek Lingala - Nederlands
nasopela
nasopela,
werkwoordsvorm
- infinitief : kosopa
- tijd : (eleká kala etikalá) passé lointain figé (tosálá = nous avons travaillé) of (mposa) aanvoegende wijs (subjonctief) (drukt wens, voorwaarde, onzekerheid (irrealis) uit) (ezala = que ce soit)
- persoon : eerste persoon enkelvoud (ik)
- infixe : -el : toepasselijk ( ... voor ... / ondergaan )
kosopa,
regelmatige constructie (stam : sop) (klasse 15 : ko- (werkwoorden))
ontmaskeren
gieten, besprenkelen
dribbelen (voetbal)
komisopa
zich belachelijk maken
kosopela
...
op zich gieten