súka
nsúka,
mv. bansuka (klasse 9/10 (2) : - / - (ba-) : meervoud onveranderlijk uit contekst (of informeel/modern ba-))geuite medeklinker
doel
einde, termijn, limiet, ultiem, maximum
laatste
- mwana suka
- benjamin, laatste kind van een broer of zus
- Libala: na liboso nde sukali, na kati ngaingai, na suka bololo.
- Het huwelijk: in het begin zoet, in het midden zuur en op het einde bitter.
- Lelo ezali mokolo ya suka. Lobi ezalaki mokolo ya liboso.
- Vandaag is de laatste dag. Gisteren was de eerste dag.
- ndaku ya monene, ndaku ya moke, ndaku ya suka, ndaku ya liboso
- een groot huis, een klein huis, het laatste huis, het eerste huis
- Nayebi ete akotelema moto ya suka na bomoyi na ngai. Akotelema akokota likambo na ngai. Yaweh telema, kota makambo na ngai. Akotelema akokata ma condamnation. © Cèdre Katambayi
- Ik weet dat hij zal opstaan als laatste in mijn leven. Hij zal binnendringen in mijn zaken. God, sta op, dring binnen in mijn zaken. Hij zal opstaan om mijn veroordeling te onderbreken.
- Babandi koniata ngai na mosapi ya suka ! mama eh !
- Ze beginnen op mijn kleine teen te stappen ! oh mama !
- moto ya suka
- De laatste mens
- tokosenga epayi ya Nzambe abatela biso ti na suka ya sanza.
- We gaan aan God vragen dat hij ons beschermt tot het einde van de maand.
- ezala mbala na yo ya suka olobela ngai boye
- Dat het je laatste keer moge zijn dat je zo tegen mij praat.