tijd : (ezalisi) OTT - onvoltooid tegenwoordige tijd (ik werk, ik dans,...) of VTT - voltooid tegenwoordige tijd (ik heb gewerkt, ik heb gedanst,...) (-i)
persoon : derde persoon enkelvoud of meervoud (objecten) (het/dat)
De gelovige gaat naar Dubai, hij brengt stoffen mee voor mama Pastoor. Mama pastoor gaat naar Dubai, ze brengt stoffen terug en verkoopt ze aan de gelovigen op krediet.