tijd : (eleká kala etikalá) passé lointain figé (tosálá = nous avons travaillé) of (mposa) aanvoegende wijs (subjonctief) (drukt wens, voorwaarde, onzekerheid (irrealis) uit) (ezala = que ce soit)
persoon : derde persoon enkelvoud of meervoud (objecten) (het/dat)
Djo wist dat abortus plegen een grote zonde is, maar zijn verloofde was zwanger geraakt en Djo had niet de mogelijkheid om te trouwen en een kind op te voeden.